Fossiele zwerfsteenkoralen

Al een paar honderd jaar is bekend dat in de bodem van de Hondsrug kalksteenfossielen voorkomenVooral de noordelijke Hondsrug bij Haren en Groningen is er rijk aan. Verder naar het zuiden op de Hondsrug, komen in de kalkhoudende keileem bij Gieten en in Emmen eveneens veel Ordovicische en Silurische kalkstenen voor.

Voor verzamelaars van fossielen vormen Paleozoïsche kalkzwerfstenen een bron van fossielen. Bij het doorslaan komen tal van brachiopoden, ostracoden, bivalven, bryozoën en andere fossielen te voorschijn. Bijzonder is het talrijke voorkomen van fossiele koralen. De meeste worden los als afgeronde zwerfsteen gevonden. Ondanks de beschadigingen die de koralen tijdens het ijstransport opliepen, spreken ze tot de verbeelding en, niet onbelangrijk, ze zijn niet moeilijk te herkennen. De meeste zwerfsteenkoralen zijn vuistgroot of kleiner. Zo nu en dan worden grotere exemplaren gevonden, waarbij de oorspronkelijke kolonievorm soms nog opmerkelijk goed bewaard is gebleven. 

Grijze orthocerenkalk met Endoceras - Zwerfsteen van Groningen

Trilobiet (Neoasaphus nieszkowskii) in Ordovicische kalksteen - Zwerfsteen van Groningen

Brachiopoden (Strophomena pecten) in Ordovicische kalksteen - Zwerfsteen van Groningen

Paleozoïsche zwerfsteenkoralen

Onder de zwerfsteenkoralen zijn talrijke geslachten, soorten en typen vertegenwoordigd. Onderzoek wijst uit dat het sortiment keileemkoralen op de noordelijke Hondsrug een afspiegeling vormt van soorten die bekend zijn uit Silurische kalksteenafzettingen op de eilanden Gotland (Zweden), Saaremaa, Vormsi en Hiiumaa (Estland) in de Oostzee en op het vasteland in Estland. 

Tabulate koralen worden het meest gevonden, op afstand gevolgd door rugose soorten. Bijzonder is dat rugose koralen in twee vormen voorkomen. Het bekendst zijn ze als solitaire koraal, in de vorm van kleine, hoornachtig gebogen of puntzakvormige kalkhuisjes. Op dwarsdoorsnede tonen deze koralen met hun septa een karakteristieke radiaire structuur. Naast solitaire vormen kennen we ook rugose koralen die grote samengestelde kolonies vormden. Sommige hiervan herinneren sterk aan huidige rifkoralen.

Silurische koralenkalk met kolonies van Favosites - Zwerfsteen van Groningen

Rugose kolonievormende koraal (Acervularia ananas) - Zwerfsteen van Groningen

Silurische kalksteen met solitaire rugose koralen - Zwerfsteen van Haddorf (Dld.)

Twee groepen koraalzwerfstenen

Als het om fossiele koralen gaat, staat Groningen niet alleen. Verspreid over de provincies Groningen, Drenthe en Overijsel worden deze fossiele koralen - zij het in een andere conserveringsvorm - op veel meer plaatsen gevonden. Dit maakt dat we onze zwerfsteenkoralen in twee vondstgroepen kunnen verdelen:

1) Verkiezelde koralen. Deze zijn als kiezelsteen in het grind in zandzuigerijen te vinden zijn.

2) Kalksteenkoralen, afkomstig uit keileemafzettingen uit de voorlaatste ijstijd (Saalien).

Verkiezelde Ordovicische solitaire rugose koraal - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

Lavendelblauw verkiezelde Ordovicische tabulate koraal (Paleofavosites sp.) - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Vrijwel complete Silurische tabulate koraal (Favosites sp.) - Groningen

Silurische tabulate koraal (Favosites sp.) - Zwerfsteen van Groningen

Beide groepen verschillen in meerdere opzichten sterk van elkaar. Om met de laatste te beginnen:

 

Kalksteenkoralen en keileem

Fossiele koralen zijn vooral bekend uit de bruinrode kalksteenrijke keileem (=Nieuweschoot-keileem) op de noordelijke Hondsrug. In een smalle, nauwelijks tien kilometer lange strook tussen Haren en het noorden van de stad Groningen vormt deze keileem de bovenste van twee keileemafzettingen. Bij graafwerkzaamheden komen vaak duizenden grote en kleine kalkstenen te voorschijn. Vergelijkbare vondstomstandigheden zijn zuidelijker op de Hondsrug bij Gieten en in Emmen aangetroffen. 

De zwerfsteensamenstelling in Nieuweschoot-keileem is Oost-Baltisch. Gidsgesteenten uit deze keileem zijn afkomstig uit Noord-Zweden, de Botnische Golf, Zuidwest-Finland en de Noordoostelijke Oostzee. Zwerfsteentypen uit Midden- en Zuid-Zweden, de zuidelijke Oostzee en Denemarken ontbreken vrijwel volledig.

Ontsluiting in rode keileem (Nieuweschoot/Emmen-keileem) - N33, Gieten (Dr.)

Nieuweschoot-keileem - N33, Gieten (Dr.)

Kalkrijke Nieuweschoot-keileem bevat bijzonder veel Ordovicische, Silurische en Devonische kalkstenen. De ontkalkte versie van dit keileemtype heet Emmen-keileem. 

Kalksteenrijke Nieuweschoot-keileem - N33, Gieten (Dr.)

Het percentage kalkstenen in deze keileem bedraagt soms meer dan 70% van alle zwerfstenen.

De Nieuweschoot-keileem is, zoals gezegd, bijzonder rijk aan Paleozoïsche kalkstenen. De meeste zijn van Ordovicische en Silurische ouderdom. Een aparte categorie vormen dolomietische kalkstenen uit het Vroeg- en Midden-Devoon van Estland en aangrenzende Oostzeebodem. Grijze Noordhorn-keileem is de andere keileemafzetting in het Hondsruggebied. Deze vormt de onderste van de twee keileemafzettingen. Noordhorn-keileem is eveneens rijk aan kalkstenen. Vergeleken met Nieuweschoot-keileem is de zwerfsteensamenstelling anders, ook wat sedimentaire zwerfstenen betreft. Fossiele koralen komen er minder talrijk in voor, ook zijn ze in deze keileem gemiddeld kleiner van stuk.

Silurische beyrichiënkalk met brachiopoden (Dalmanella canaliculata) - Zwerfsteen van Groningen

Silurische kalksteen met ostracode (Leperditia grandis) - Zwerfsteen van Groningen

Silurische kalksteen met een bryozoënkolonie (Graptodictya proava) - Zwerfsteen van Groningen

Nieuweschoot-keileem - N33, Gieten (Dr.)

De bruinrode kleur van deze keileem wordt veroorzaakt door opgenomen roodkleurig zand en klei, afkomstig uit de Devonische  Old Red zandsteen in en bij Estland en Letland.

Noordhorn-keileem - Kreupelstraat, Groningen

Onverweerd en kalkhoudend is deze vuursteenhoudende keileem grijs van kleur. Deze keileem is als grondmorene in het Hondsruggebied afgezet door de Hondsrug-ijsstroom op het laatst van de Saale-ijstijd. 

Oorsprongsgebied van de kalksteenkoralen

De fossiele koralen in het Hondsruggebied in Groningen en Drenthe zijn afkomstig uit het Oostzeegebied. Op de eilanden Gotland (Zweden) en Saaremaa, Vormsi en Hiiumaa (Estland) komen ze bijzonder veel in kalksteenafzettingen voor. Veruit de meeste zijn van Silurische ouderdom. De steenstranden langs de westkust van Gotland liggen er vol mee. Ordovicische koralen zijn een stuk zeldzamer. Vaak zijn deze verkiezeld, een euvel dat bij Silurische koralen nauwelijks voorkomt.

Opmerkelijk is dat de sortiment koralen in het Oostzeegebied nagenoeg overeen komt met die uit de keileem. Men was lange tijd in de veronderstelling dat het Oostzee-eiland Gotland het belangrijkste herkomstgebied van de zwerfsteenkoralen was. Dit blijkt echter niet het geval. Dat de Estische eilanden Saaremaa, Vormsi en Hiiumaa als herkomstgebied buiten beeld bleven, lag aan de geopolitieke verhoudingen destijds. Saaremaa en Hiiumaa maakten tot de jaren negentig van de vorige eeuw deel uit van de Sovjet Unie en waren voor westerse onderzoekers niet toegankelijk.

Voor de herkomst van kristallijne gidsgesteenten wordt Scandinavië in vier regio's ingedeeld. Dit maakt het mogelijk om zwerfsteenspectra in keileem-afzettingen te duiden. 

Ordovicische kalkstenen en koralen zijn afkomstig uit het noordoosten van de Oostzee. Veruit de meeste zwerfstenen in de rode keileem (Nieuweschoot-type) in het Hondsrug-gebied komen van de eilanden Saaremaa, Vormsi en Hiiumaa (Estland). Die uit de grijze keileem komen van de Oostzeebodem tussen Gotland en Estland en Letland.

Door kanteling van de aardkorst op het Baltisch schild zijn in het Oostzee-gebied van noord naar zuid steeds jongere gesteenten aanwezig. De eilanden Gotland, Hiumaa en Saarema liggen geheel of gedeeltelijk binnen de gordel van Silurische gesteenten.

Paleozoïsche kalkstenen in de Nieuweschootkeileem, waar de koralen onderdeel van zijn, komen in petrografisch opzicht het meest overeen met kalksteentypen op Saaremaa, Vormsi, Hiiumaa en het vasteland van Estland. De kalkstenen en koralen uit de grijze Noordhorn-keileem daarentegen, hebben een herkomst westelijker in de Oostzee, oostelijk van het Zweedse eiland Gotland.

 

Lavendelblauwe verkiezelingen

Onder deze naam staan verkiezelde koralen en andere Paleozoïsche fossielen bekend, die voorkomen in het grind van zandzuigerijen in het noorden en oosten van ons land. De zwaar verkiezelde fossielen worden van enige meters diepte, samen met grof rivierzand opgezogen. De fossielen hebben een karakteristieke grijze, blauwgrijze, paarsgrijze tot blauwzwarte kleur. De verkiezelde fossielen komen voor in grofzandige rivierzafzettingen uit het Vroeg-Pleistoceen.

Vondsten van lavendelblauw verkiezelde koralen

Zwaar verkiezelde Ordovicische solitaire koraal - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

Op dwarsdoorsnede is in de kelk van solitiare rugosa een fraai radiair patroon van kalkschotten (=septa) zichtbaar - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

Verkiezelde Laat-Ordovicische rugose koloniekoraal (Palaeophyllum sp.) - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Paleofavosites sp. - Zwerfsteen van De Haerst, Zwolle

Lavendelblauw verkiezelde favosieten behoren meestal tot het koraalgeslacht Paleofavosites

Paleofavosites sp. - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.)

De aaneengesloten verticale woonbuisjes (=corallieten) zijn bij tabulate koralen onderverdeeld door dwars verlopende kalkplaatjes (=tabulae).

Agetolites sp. - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

Dit is een Laat-Ordovicische heliolietes-koraal. De ronde corallieten bezitten een gekartelde binnenrand, veroorzaakt door de aanwezigheid van septale stekeltjes. Deze verlenen dwarsdoorsneden een ster-achtige uiterlijk.

 

Terzijde

In het Vroeg-Pleistocene grind vinden we naast lavendelblauwe verkiezelingen ook verkiezelingen die beige tot bruin gekleurd zijn. Opmerkelijk is dat deze fossielen weliswaar ook zwaar verkiezeld zijn, maar dat ze minder beschadigd zijn dan de lavendelblauwe. Sommige bruine verkiezelde sponzen zijn zo gaaf bewaard, dat deze  onmogelijk in losse toestand door rivierwater kunnen zijn getransporteerd. Het vermoeden is dat de bruine verkiezelingen in een beschermende omhulling van kalksteen als rolsteen door smeltwaterrivieren zijn vervoerd. De kalkrolstenen zijn na sedimentatie ter plaatse langzaam uitgeloogd en opgelost. Hierbij bleven de ingesloten verkiezelingen als onoplosbaar residu over.

Aulocopium aurantium - Zwerfsteen van Sibculo (Ov.)

Dit is wel de grootste onder de groep verkiezelde Ordovicische sponzen. 

Astylospongia praemorsa - Zwerfsteen van Sibculo (Ov.)

Samen met Aulocopium is Astylospongia het meest gevonden type verkiezelde spons in ons land.  

Vermoedelijk zijn de bruine verkiezelingen in het Pleistoceen op een later tijdstip en ook uit een ander herkomstgebied naar onze streken vervoerd. Vermoedelijk zijn de bruine verkiezelingen in kalksteenomhulling in eerste instantie door het Scandinavische landijs zuidwaarts getransporteerd, waarna ze vervolgens in smeltwaterrivieren verder zijn vervoerd tot waar ze nu voorkomen. Dit zou tijdens het Cromerien C kunnen zijn gebeurd. Dit glaciaal ging vooraf aan de Elster-ijstijd. De aanwezigheid van talrijke kristallijne zwerfstenen in smeltwaterafzettingen op grotere diepte in de bodem van Noord-Nederland en in Ostfriesland in Duitsland, duidt op nabijgelegen landijs. Niet zelden bezitten sommige zwerfstenen uit deze afzetting duidelijke gletsjerkrassen. De bruine verkiezelingen komen relatief veel voor in Noordoost-Twente en in de aangrenzende Wilsumer Berge in Duitsland. Verder naar het noorden zijn ze minder talrijk en vaker ook beschadigd.

 

De grindkoralen wijken in meerdere opzichten af van die uit de keileem. Niet alleen zijn ze zwaar verkiezeld, de fossielen zijn ook kleiner van formaat. De meeste zijn niet groter dan een paar centimeter. Waar kalksteenkoralen merendeels van Silurische ouderdom zijn, dateren de koralen uit het grind in hoofdzaak uit het Ordovicium. Silurische soorten komen in Vroeg-Pleistoceen riviergrind zeer sporadisch voor. Het verschil in ouderdom maakt ook dat het gezelschap koralen anders van samenstelling is dan die uit de keileem.

Paleofavosites estonus - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

Onder de verkiezelde tabulate koralen komen talrijke exemplaren voor die bijzonder zwaar verkiezeld zijn. Specifieke kenmerken verdwijnen daardoor. In de corallieten zijn hier en daar tussen twee opeenvolgende tabulae kleine open kwartsgeodes ontwikkeld. Paleofavosites estonus bezit corallieten met doornsneden tot meer dan zes millimeter.

Paleophyllum sp. - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

In het verkiezelde kalksteentje zijn twee overlangs gestreepte koraalbuizen va deze Ordovicische koloniekoraal aanwezig. 

Acervularia ananas - Zwerfsteen van Groningen

Acervularia is een voorbeeld van een rugose kolonievormende koraal waarbij de afzonderlijke koraalbuizen elkaar aan alle zijden begrenzen. Hierdoor zijn de woonbuizen op doorsnede veelhoekig (=ceroïd). In de corallieten is een soort binnenring aanwezig. Deze is ontstaan door verdikking van de septa. De ruimte binnen de binnenring is het tabellarium, de kelkruimte waar de koraalpoliep zich in bevond. Bij ontplooing van de tentakelkrans werd de zoom buiten de binnenring als platform voor de tentakels gebruikt.

Lange tijd ging men ervan uit dat de herkomst van de verkiezelingen gezocht moest worden in het noordoostelijke Oostzeegebied. Onderzoekingen aan de bijzondere sponzenfauna uit het Vroeg-Pleistocene grind maakt aannemelijk dat de herkomst meer naar het noordoosten gezocht moet worden, wellicht zelfs ten noorden en noordoosten van het huidige St. Petersburg in Rusland.

 

Rugose en tabulate koralen

Zowel in Vroeg-Pleistoceen riviergrind als in keileem-afzettingen uit het Saalien, komen rugose en tabulate koralen voor. Tabulaten zijn het talrijkst. Het verschil tussen beide groepen en hoe ze zijn te herkennen, wordt hieronder uitgelegd.

Rugose koralen

Rugose koralen zijn zowel als verkiezeling als in kalksteenvorm niet zeldzaam te vinden. Ze vormen een uitgestorven? groep koralen, waarvan de verwantschap met de huidige steenkoralen niet helemaal duidelijk is. In Vroeg-Pleistoceen grind komen vrijwel uitsluitend solitaire rugose koralen voor. Palaeophyllum is de enige kolonievormende koraal, waarvan een paar exemplaren als lavendelblauwe verkiezeling zijn gevonden.

Solitaire rugose koraal - Zwerfsteen van Groningen

Rugose koralen ontwikkelden gedurende het Ordovicium een groot aantal soorten. Kolonievormen ontstonden pas op het eind van deze periode. 

Palaeophyllum sp. - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Voor zover bekend is Palaeophyllum de eerste kolonievormende rugose koraal. De soort ontstond in het Laat-Ordovicium. 

 

Palaeophyllum sp. - Zwerfsteen van het Engels Kamp, Groningen

Onder de fossiele keileemkoralen komt Paleophyllum uiterst zeldzaamvoor. In alle gevallen is bij vondsten spraken van een geheel of gedeeltelijke verkiezeling. De verkiezeling betreft uitsluitend het koraalskelet. De omringende matrix bestaat uit kalksteen.

Bouwwijze rugose koraal

Het kalkskelet van een rugose koraal is buis- of bekervorming, maar kan ook hoornvormig gebogen zijn met een puntig ondereinde. Vooral grotere soorten zijn buis- of bekervormig. De kleinere rugosa zijn meer puntzakvormig. Ze stonden met het puntige ondereinde in de zeebodem of lagen los op het zeebodem. Vaak zijn ze enigszins gekromd of gebogen. De kromme groeivorm is op te vatten als een reactie van het organisme op het wegzakken van het kalkskelet in de slappe zeebodem. Om een betere verankering in het bodemsediment te krijgen, ontwikkelden sommige soorten dunne, wortelachtige kalkuitlopers. De poliepen die in de koraalbuizen (=corallieten) leefden, kunnen we het beste vergelijken met zeeanemonen. Ze bewoonden alleen in het bovenste, kelkvormige deel van de coralliet.

Op dwarsdoorsnede tonen de corallieten een fraai patroon van radiair geplaatste septa.  Septa zijn kalkschotten, die in de lengterichting op de binnenwand van de koraalbuis (=coralliet) zijn geplaatst. Afhankelijk van hun grootte reiken ze met hun smalle uiteinden naar of tot in het centrum van de koraalbuis. De aanhechting van de septa op de binnenwand veroorzaakt aan de buitenzijde van de coralliet een patroon van verticale groeven. Daar dankt deze groep koralen zijn naam Rugosa (= ruw) aan.

Bij verkiezelde rugose koralen uit het grind zijn de septa vaak goed zichtbaar. Bij kalkige exemplaren is dit minder het geval. Uit vondsten zien we dat vorm, lengte en aantal septa bij rugose koralen sterk verschillen. Determinatie van solitaire rugose koraaltjes is zonder microscopisch onderzoek vrijwel onmogelijk.

 

Kolonievormende rugose koralen

Kolonievormende rugosa tonen verschillende wijzen waarop de afzonderlijke corallieten ten opzichte van elkaar gerangschikt zijn.

1) koraalkolonies bestaande uit cylindrische corallieten, die boom- of struikvormig vertakt zijn.

2) kolonies waarvan de koraalbuizen zo dicht opeengepakt zijn, dat deze elkaar aan alle zijden raken. Hierdoor bezitten de corallieten prismatische doorsneden.

Acervularias ananas - Zwerfsteen van Haren (Gr.)

Bij deze kolonievormende rugose koraal sluiten de afzonderlijke corallieten zo dicht tegen elkaar dat ze veelhoekige doorsneden vormen. Deze compacte skeletvorm noemt ceroïd. Deze bouwwijze zou een aanpassing kunnen zijn geweest aan een meer dynamisch milieu waarin waterbeweging en of golfslag een rol speelde.

Weissermelia sp. - Zwerfsteen van Kreuzfeld (Dld.)

De meer open skeletbouw bij deze soort komt ook voor bij Entelophyllum. Hierbij raken de afzonderlijke woonbuizen elkaar niet of slechts lokaal. Deze open, struikvormig vertakte koloniestructuur duidt men aan als phaceloïd. 

Kolonies uit groep 1 noemen we phaceloïd en die uit groep 2 ceroïd. Afhankelijk van de groeiomstandigheden konden sommige phaceloïde soorten een ceroïde vorm aannemen, zoals Weissermelia of juist andersom, wat we soms bij Acervularia kunnen waarnemen. De verschillen zijn deels soortgebonden, deels waren ze het gevolg van de fysische omstandigheden in het leefmilieu. Koraalskeletten uit de golfzone van riffen zijn steviger en compacter van bouw dan soortgenoten die in rustiger water leefden.

Rugose koralen verschijnen voor het eerst in het Ordovicium, vooreerst alleen in de vorm van solitaire soorten, op het eind van het Ordovicium ook kolonievormend (Palaeophyllum). Hun bloeiperiode maakten ze door in het Siluur en het Devoon.

Tabulate koralen

De tabulaten vormen de belangrijkste en ook de soortenrijkste groep zwerfsteenkoralen. Net als de rugosa komen deze koralen als zwerfsteen in twee groepen voor. Zwaar verkiezeld komen in het Vroeg-Pleistocene riviergrind talrijke meest kleine koloniefragmenten voor. Het talrijkst zijn ze echter in onverweerde, kalkrijke keileem op de noordelijke Hondsrug in en bij Groningen. In vrijwel iedere ontsluiting komen ze in meerdere exemplaren te voorschijn. 

Bij tabulate koralen denkt men al gauw aan Favosieten. Dit is de vormenrijkste groep onder tabulate koralen. Ze zijn in de keileem zo talrijk, dat men ze wel als ‘huismussen’ onder de zwerfsteenkoralen aanduidt.

Tabulaten waren kolonievormende organismen. Ze traden voor het eerst op in het Midden-Ordovicium en bereikten hun bloeiperiode in het Siluur. Een tweede bloeiperiode volgde in het Midden-Devoon. Hoewel hun systematische plaatsing nog steeds onderwerp van discussie is, nemen de meeste wetenschappers aan dat tabulaten koralen waren. Ze stierven uit in het Perm.

Voorbeelden van noordelijke zwerfsteenkoralen (favosieten)

Favosites sp. - Zwerfsteen van Haren (Gr.)

De aanduiding 'tabulaat' bij deze grote gevarieerde groep koralen, is gebaseerd op de aanwezigheid van talrijke dwarsplaatjes in de smalle verticale corallieten. Soms liggen de tabulae zeer dicht opeen, soms zijn ze ook op grotere onderlinge afstanden geplaatst. Niet zelden is sprake van een gezoneerde afwisseling. 

Favosites sp. - Zwerfsteen van het Engels Kamp, Groningen

Bij relatief snelgroeiende favosieten zijn de tabulae op grotere afstanden van elkaar geplaatst. Opvallend is dat de corallietwandjes ook dun zijn. De veelhoekige rangschikking van de corallieten noemt men ceroïd.

Paleofavosites sp. - Zwerfsteen van het Engels Kamp, Groningen

In de hoeken van de corallieten zijn poriën aanwezig. Verder valt op dat op de binnenwanden veel septale stekels aanwezig zijn, waardoor de doorsneden van de corallieten een stervormig uiterlijk bezitten.

Favosites sp. - Zwerfsteen van het Engels Kamp, Groningen

Op de wanden zijn tarijke septale kalknaalden aanwezig. 

Favosites sp. - Zwerfsteen van het Engels Kamp, Groningen

De dunne corallietwanden tonen op verschillende plaatsen wandporiën. Poriën zijn te herkennen aan de korte onderbrekingen in de wand. 

Favosites sp. -Zwerfsteen van Haddorf (Dld.)

De verweerde koraalkolonie toont breukvlakken waarbij de breuk langs de corallieten verloopt. In de wandjes zijn kleine stipjes te zien. dit zijn wandporiën. 

Het tabulate koraalskelet

Het kalkskelet van een favosiet is opgebouwd uit dicht opeengepakte, veelhoekige buisjes (=corallieten). Iedere coralliet wordt door talrijke dwarsverlopende kalkplaatjes (=tabulae) onderverdeeld. Vandaar ook de naam Tabulata. De onderlinge afstand van de tabulae varieert sterk.

Een opvallend verschil met rugose koralen is de geringe doorsnede van de corallieten. Gemiddeld zijn ze 1,5 mm groot. Hoewel heel vaak van septa gesproken wordt, bezaten tabulate koralen geen echte septa, zoals bij rugose koralen. Op de binnenwandjes van de corallieten bevinden zich verticale rijen met kleine, meest korte kalkstekels of smalle kalkrichels met stekeltjes. Richels en kalkstekels duidt men aan als septaal apparaat. Zijn in de corallieten veel septale stekels aanwezig, dan bezitten de dwarsdoorsneden een stervormig uiterlijk.

Veel tabulate koralen bezitten een skelet met dicht opeengepakte corallieten. Daarnaast zijn er ook soorten met een meer open bouwwijze. Dit laatste is het geval bij kettingkoralen (=Halysites) en orgelpijpkoralen (=Syringopora).

Catenipora sp. - Zwerfsteentje van Gieten (Dr.)

De open ruimtes die door palissade-achtige corallietrijen worden omsloten, noemt men lagunae. Ze hebben geen taxonomische betekenis. De open bouw van halysieten is een aanpassing aan slibrijke milieus. 

Halysites sp. - Zwerfsteen van het Engels Kamp, Groningen

De open ruimtes tussen de corallietrijen zijn in ontogenetisch jonge kolonies nog relatief groot. In hoeverre de grootte ervan ook bepaald is door de dynamiek van het zeewater in  hun leefomgeving is niet geheel duidelijk.

 

Syringopora sp. - Zwerfsteen van Groningen

Kalkskeletten van Syringopora bezitten een open bouw, waarbij de afzonderlijke corallieten op wisselende afstanden van elkaar staan. 

De open bouw is vooral een aanpassing aan een leefomgeving met troebel water.

Syringopora sp. - Zwerfsteen van Groningen

Het kleine koloniefragment toont vrij geprepareerde, verkiezelde corallieten, die door dwarsverbindingen (=tubules) met elkaar verbonden zijn.